Djam, een vrijgevochten Grieks meisje, woont met haar stiefvader – ex-zeeman – Kakourgos en haar tante op het eiland Lesbos. De taverna die ze daar runnen is vanwege de economische crisis bijna failliet. Omdat Kakourgos in de buurt wil blijven vanwege de deurwaarders stuurt hij Djam naar Istanbul om een motoronderdeel voor hun boot te vinden. Daarbij hoort ook een omweg langs het ouderlijk huis van haar overleden moeder waar nog een collectie vintage elpees met Rebetiko-muziek ligt die ze moet oppikken. Kakourgos is groot fan van deze Griekse muziekstijl, ook wel de ‘Griekse Blues’ genoemd.
In Istanbul ontmoet ze Avril, een Franse vrouw die het nobele plan had de vluchtelingen te helpen, maar haar geld en papieren is kwijt geraakt. Djam ontfermt zich over haar en samen vertrekken ze op reis terug naar Griekenland en Lesbos, een reis vol afdwalingen, toevallige ontmoetingen en muzikale intermezzo’s. De route die ze volgen over land wordt ook vaak gebruikt door Syrische vluchtelingen. Ze komen er geen tegen, maar graffiti en opgestapelde reddingsvesten zijn de stille getuigen.